Soms heb je wandelingen waarin alles lijkt tegen te zitten. Het eerste deel van mijn Marskramer-etappe van Rijssen naar Borne is er zo één. Dankzij een nieuwsgierige boer keert echter het tij en is het een  25 kilometerlange prachtwandeling door het kleinschalige Twentse coulissenlandschap geworden.

Diefstal in de trein

Het begint in de trein. Een lazy zondagochtendse intercity Den Haag – Enschede moet mij in Deventer brengen. Tussen Utrecht en Amersfoort ben ik plots getuige van een heel naar voorval: twee mannen vallen een jonge vrouw lastig. Zij loopt gehaast door het compartiment waar ik zit en zegt tegen mij en een andere reiziger dat ze was bestolen door twee mannen.

Die twee staan achter de glazen deur die het compartiment in tweeën deelt. Zij zegt dat ze haar id hebben en dat moeten teruggeven. Ze wenkt de twee., gedurfd en angstig tegelijk. ‘Kom, geef het’.
De twee lopen op haar af en staan ineens vlak voor mij. Dan krijg ik pas door wat er echt aan de hand is. Eén van de twee houdt een handtasje van het meisje beet. Legt het onder een stoel. Pakt het daarna weer op van de grond. Beiden zeggen steeds tegen haar ‘No id. No, no id’. De andere reiziger verlaat intussen haastig het compartiment. Ik ben nu alleen met het meisje en de twee dieven.

De mannen spreken mij aan in het Frans en Arabisch. ‘Est-ce que tu parles français? Français? Hablas Espanol? Espanol?’ Ik zeg in het Engels dat ik hun taal niet spreek en dat ze het meisje met rust moeten laten. Het is zo niet heel fijn allemaal.

Het meisje krijgt het tasje en loopt geschrokken snel weg, naar voren. De twee mannen lopen ook weg, naar achteren. Ik blijf zitten. We rijden Amersfoort binnen.

Op last van de politie worden op station Amersfoort de deuren gesloten gehouden. Gelukkig was er, blijkbaar, een andere reiziger die de NS al had gewaarschuwd. De twee zijn uit de trein gehaald en door de spoorwegpolitie aangehouden. Ik heb mij gemeld als getuige. Ik ben niet meer benaderd. Ik hoop dat het meisje alles terug heeft gekregen. Ik heb verder haar niet meer gezien.

Een slaperig dorp. Of toch niet

De reis gaat verder. Met deze begrijpelijke en overkomelijke vertraging kom ik via een overstap in Deventer aan in Rijssen. Het dorp slaapt deze zondagmorgen. Ik loop het station uit naar de dorpskern om naar de eerste bezienswaardigheid te gaan: de bekende Pelmolen. De molen is snel gevonden, met gevaar voor eigen leven. Mountainbikers hebben het dorp en de wijde omgeving omsingeld. Bij kruisingen hangen oranje linten die hun trail markeren. Met troepjes van 2,4 of soms 10 en meer fietsers racen ze over de rustieke dorpswegen, smalle fietspaden en bewegwijzerde wandelpaden.

De fietsers maken het er niet makkelijker op met het geschreeuw en gedoe. Het “Hee, kijk uit!” en ‘Je fietst de verkeerde kant op” en het “Let op!” is niet van de lucht en verstoort de dorpsrust én mijn wandeling.

Aldus bereik ik tussen de bikers door de olie- en pelmolen Ter Horst. De molen is vernoemd naar de oud-burgemeester van Rijssen die de molen in 1752 bouwde: een zware industriemolen waar lijn- en koolzaadolie werd gemaakt, en gerst werd gepeld. De basis voor goede lijnolie, rijk aan omega 3 vetzuren. Jammer genoeg is het én te vroeg én zondag, dus de molen kan ik niet bezoeken.

Enterse Zomp

Direct naast de maalvaardige pelmolen, één van de drie belangrijkste industriemolens van de streek, ligt de ‘Enterse zomp’. Een zomp is een smalle platbodem die vooral ten oosten van de IJssel werd gebruikt. Over de Berkel, Vecht en natuurlijk de Regge werd van alles vervoerd: jute en katoen, turf en houtskool, graan en zandsteen. Het haventje naast de Pelmolen is een ideale uitvalsbasis om over de Regge of de Ekosche Aa handel te drijven met de rest van Twente.

Het woord ‘zomp’ heeft een dubbele betekenis: ‘bak waaruit het vee slobbert’ en ‘moerasland’. (zomp: somp, swamp, sumpf). Nu ligt er een replica van de Enterse zomp aangemeerd in een kleine onopvallende scheepswerf. Met de replica kunnen toeristische tochtjes over de Regge worden gemaakt. (bijgaande foto: Enschedesche Courant, 15 augustus 1939). 

Enterse Zomp, 1939

De natuur, die maken wij zelf

Ik loop langs de oliemolen en de scheepswerf het wandelpad op. Nu kom ik pas op het Marskramerpad. Maar ik krijg de deksel op mijn neus. Enkele tientallen meters verder staat een bord: ‘Wandelpad afgesloten na 100 meter’. Het is ook te zien: aan de overzijde van de Regge is een zandophoping te zien.

Hier wordt gewerkt aan de ‘realisatie van een klimaatbestendige en natuurlijke Regge‘. Wandelaars worden omgeleid. Kanovaren is uitgesloten, fluisterboten en zompen tijdelijk niet welkom. En dan denk je dat je in een natuurlijk gebied loopt: de hele Regge is ‘vrijwel geheel heringericht’, aldus vechtstromen.nl:

De Regge is de afgelopen jaren vrijwel geheel heringericht. Met het project Regge Pelmolen Rijssen vult het waterschap Vechtstromen nu een van de laatste ontbrekende schakels in. De komende periode voert aannemer Hoftijzer Verhuur en Aannemingsbedrijf bv uit Aalten de werkzaamheden uit.

Nederlanders zetten de natuur naar hun hand, ook hier. Eerst is er de natuurlijke loop, dan wordt tussen 1900 en 1930 de Regge gekanaliseerd voor opkomende industrie en tegen overstromingen, en vanaf 2011 wordt het natuurlijke karakter stukje bij beetje teruggeven. Net als vroeger, maar toch anders. De rivier mag ‘gecontroleerd’ buiten de overs treden, jawel.

In de slider zie je de Regge ten zuidoosten van Enter anno 1900, 1975 en in 2021 weer terugplooien: 

De omleiding betekent voor mij een nieuwe barrière: eerst het nare gedoe in de trein, dan de hinder van de fietsers en nu het afgesloten wandelpad. Ik loop terug, en ik loop om, licht chagrijnig.

Nu gaat mijn zelfgekozen pad over de Leijerweerdsdijk – waar ik opnieuw zowat overhoop wordt gereden door mountainbikers – naar de Keizersweg om pad bij Ypelo het Marskramerpad te hervatten langs de Boven Regge.

Op de Keizersweg volgen de ogen van een jonge boer nauwlettend mijn voetstappen. We maken een kort praatje. Ik vertel over de mountainbikers. “Ja, de mensen hebben maar haast en stress”, zegt de man in onvervalst Twents. “Dan doe jij het beter.”

De boer is de ochtend bezig geweest een koe terug te vinden. Opgeschoten jongeren hebben op zaterdagavond een stuk afrasteringslint weggehaald.  Voor de lol. Eén koe ontsnapte. Die is weer terug en nu moet de afrastering worden hersteld. De veehouder wenst mij een mooie wandeling. “Da’s nog een flink eind lopen naar Delden.”

Regge

Bij Ypelo heeft de eigenaar van het land zijn terrein opengesteld voor wandelaars. Daardoor loop ik een mooi stuk langs de slingerende smalle Regge. Het riviertje is een afsplitsing van de Schipbeek en vindt zijn weg door Diepenheim, onder het Twentekanaal door, naar Goor, via Enter naar Rijssen noordwaarts totdat het iets ten westen van Ommen samenvloeit met de Overijsselse Vecht om tenslotte bij Zwolle in de IJssel te stromen. Het is voor mij, opgegroeid in het Rivierenland van Maas, Waal, Merwede en Lek maar een klein stroompje water. Niet meer dan een brede sloot. Dat doet zeer onrecht aan het industriële en natuurhistorisch belang van de Regge. Het is een mooi stuk Twente waar ganzen zich verzamelen, zoetwatermosselen aan de oevers liggen en de zon in het water glinstert. Een ecoloog zorgt er vervolgens voor dat de nieuwe natuur bij de Regge vorm krijgt:

Jacob van de Weele, ecoloog bij Landschap Overijssel, heeft een speciaal inheems kruidenmengsel voor het gebied rond de Regge samengesteld met o.a. fluitekruid, pinksterbloem en kamille, aangevuld met soorten die bij een rivier horen zoals tripmadam, grote tijm en steenanjer. Van de grote variatie in kruiden profiteren veel insecten. En hoe meer insecten, hoe meer vogels. Dat kunnen gewone vogels zijn, zoals lijsters en mezen, maar zeker ook zeldzamere soorten zoals de wielewaal en grauwe klauwier. Ook de koninginnepage, het icarusblauwtje en andere vlindersoorten profiteren van de kruidenmengsels. Voor de begrazing van de kruidenrijke oevers worden koeien en pony’s ingezet. (bron: landschapoverijssel.nl)

De tekst kan zo in een toeristische brochure.

Het coulissenlandschap ontvouwt zich rondom de Regge. Het theater van de natuur laat zich zien, en op deze dag uit zich dat vooral in een groeiende hoeveelheid koeien. Zwartbont (Fries-Hollands vee levert het meeste vlees en melk), Maas-Rijn en IJsselvee (een zogenaamde ‘dubbelkoe’ die zijn gefokt met een ander ras om meer melk te kunnen ‘produceren’) en soms wat ‘verbeterd roodbont‘.

De Twentekanalen

Na zes kilometer bevind ik mij in Ambt Delden, onderdeel van de gemeente Hof van Twente. Ik steek het zijkanaal naar Almelo van het Twentekanaal door en loop over de Warmtinkbrug, een smalle boogbrug, één van de twaalf over de zijtak van het Twentekanaal.

Overijssel staat niet bekend om zijn waterwegen. De Regge en de Vecht als riviertjes noemde ik al. Het Twentekanaal (eigenlijk: Twentekanalen) sluit Almelo, Hengelo en Enschede aan op de IJssel en de rest van het land. Er is de hoofdroute (van Zutphen via Lochem naar Hengelo en Enschede). Tussen Goor en Delden is een zijkanaal naar Almelo, zodat er een waterwegverbinding naar Zwolle mogelijk is gemaakt.

In de crisisjaren ’30 worden werklozen aan het werk gezet de kanalen te graven. Het duurt jaren voordat het hele kanaal is aangelegd. In 1934 kijken inwoners van het Gelderse Lochem hun ogen uit naar de eerste boten. In 1936 wordt de haven van Enschede geopend. De aanleg heeft dan zo’n 21 miljoen gulden gekost.

De Zutphense courant (26 augustus 1936) schrijft: ‘Water is voor de Enschedéers eigenlijk nog steeds wat nieuws, althans water in den vorm van een eindeloos lijkende, tusschen dijken ingeklende, plas. Ze zijn er dan ook al weken lang tekens weer met eenige verbazing naar wezen kijken.’

Misschien gaat dat nog wel op, die onwennige omgang met het water. Er zijn, anders dan in het rivierenand, geen waarschuwingsborden dat je niet vanaf de brug in het water mag springen. Het kanaal trekt weinig vissers. Op het water noch aken noch pleziervaartuigen.

Ten oosten van het kanaal verandert het landschap. De weilanden worden kleiner, de bossen nemen toe. Na zo’n vier kilometer loop ik ongemerkt het landgoed Twickel op: een zeven eeuwenoud gebied met landerijen, maar liefst 4.500 hectare groot, ten noorden van het dorp Delden. Ik voel mij goed en besluit niet naar Delden te gaan, maar door te lopen naar station Borne.

Overigens, Oost-Nederland is best tech-savvy. Eerder kwam ik al landgoed Appen tegen. Deze morgen loop ik langs het dorp Enter en op het landgoed staat een boerderij genaamd Vlogt, nabij de glooiende stuwwal nabij het buurtschap Deldeneresch. Hoezo ‘achtergesteld platteland’ :-).

Het Marskramerpad buigt zuidwaarts af naar de Noordmolen, eveneens een molen waar olie wordt geslagen uit vlaszaad. Ik besluit echter over het Vlonderpad te lopen, en verderop langs de havezate Dubbelink om daarna pas het dorp Borne in te lopen.

De herfst groeit de grond uit. Ik zie allerlei soorten paddenstoelen: valse hanenkamen, ringboleten, elfenbankjes, eekhoorntjesbrood, vliegenzammen,  tonderzwammen, aardappelbovisten en stinkzwammen.

Markestenen

De natuur is gevarieerd en dat is ontdekt door vele wandelaars. Ik zie marskramers, zondagswandelaars en buurtwandelaars. Mensen zonder honden, met honden, zonder stokken, en met stokken. Het eerder genoemde Vlonderpad is begaanbaar voor rolstoelers.

Vlak voordat ik onder de snelweg doorloop, zie ik een grote kei liggen. Groot, maar ook onopvallend. Het is een markesteen. Deze ‘grensstenen’ lagen vanaf de Middeleeuwen tot ongeveer de helft van de 19e eeuw door het landschap om grenzen van de marken te tonen.

Een (boer)marke was een verenigde groep eigenaren of boeren met gemeenschappelijk grondbezit. De functie van een marke was het beheer van de weilanden, de heide, het veen en de houtgewassen op de gemeenschappelijke gronden. Door de opkomst in de Franse tijd van burgerlijke gemeenten verdwenen de marken, en ook de grenspalen en markestenen.

Markestenen vallen niet echt in het landschap op, en mogelijk daardoor verdwijnen er steeds meer, bijvoorbeeld bij wegonderhoud. Verschillende heemkundeverenigingen zijn begonnen de stenen te inventariseren. De stenen worden als regionaal cultureel erfgoed beschouwd. Soms worden ze teruggevonden, maar soms ook wordt er eentje ’teruggeplaatst’. Zo onthulde de Heemkundevereniging Borne in augustus 2018 een ‘nieuwe markesteen‘: een zwerfkei die elders had gelegen. De vereniging is voornemens meer markestenen terug te plaatsen.

De opmerkelijke markesteen wordt overschaduwd door de harde realiteit van de snelweg A1. Ik loop onder het viaduct door het dorp Borne in. De overgang is bruut. Aan deze zijde geen markestenen, vlonderpaden of schone natuur, maar wel het hoog omheinde bedrijventerrein van wegenbouwer TWW/Negam, een drukke carpoolplaats en de nieuwbouwwijk Letterveld in Borne. De tocht eindigt op station Borne. Het is wachten op de Blauwnettrein naar Almelo. Twee jongeren opscheppen wie er het goedkoopst zoveel mogelijk wiet kan kopen. Een jongen neemt afscheid van zijn meisje om weer naar zijn kamer in de grote stad te gaan. 

Routedetails

Wandeling

Rijssen – Borne

Afstand

25 km

Kenmerken

Coulissenlandschap, rivier(tje), pelmolen, bos/landgoed

Plaatsen

Rijssen – langs de Regge – Landgoed Twickel – Borne

OV Start

NS Station Rijssen

OV Eind

NS/Blauwnet Station Borne