“Wanneer zal ik in Oldenzaal of zelfs Bad Bentheim aankomen? Ooit?” schreef ik begin augustus. Nu heb ik het antwoord: ik heb Bad Bentheim al wandelend bereikt op donderdag 27 oktober 2022: niet eerder liep ik zoveel in zo’n korte tijd. Een slotakkoord…

Bankjes

Oldenzaal, donderdagmorgen. Een vrouw komt naast mij op een bankje zitten. Ze gaat naar haar zus in Losser. Ik zeg dat ik naar Bentheim ga wandelen. Net als de gastvrouw in de Plechelmusbasiliek vraagt deze vrouw ‘waor ik weg kom’. Vervolgens beklaagt de vrouw zich over de slechte bankjes. Ze zijn te kort. Ze zijn te laag. Ze zijn van metaal, dus koud aan de billen. En onbeschut. Je regent altijd nat, of de wind waait je kapsel door de war. Nee, die van vroeger waren stukken beter.

Ik herken het wel: op de hele route vanaf Den Haag heb ik talloze bankjes gezien. Vervallen bankjes met mos begroeid. Gloednieuwe bankjes. Bankjes met graffiti voor geheime liefdes, bankjes met naaminscripties ter nagedachtenis. Bankjes van hout, plastic, metaal. Bankjes in een bos, bij bushaltes of voor de deur van een boerderij. Een langeafstandswandeling kan niet zonder bankjes. Mis je een bankje om te rusten, dan weet je niet wanneer de volgende komt. Dat kan kilometers verder zijn.

Ik wens de vrouw een goede reis naar Losser. Mijn eindpunt ligt elders, in Duitsland. Daar wacht mijn gezin als ontvangstcomité bij de burcht van Bentheim. Om hen niet te lang te laten wachten, snijd ik wat van de laatste etappe van het Marskramerpad af. Geen boerskotten ten oosten van Oldenzaal bijvoorbeeld. Maar ook weer niet teveel afsnijden om bijvoorbeeld via De Lutte te lopen.

Terug naar het Haagse Bos?

Ik volg de Oldenzaalsestraat die eindigt in Losser. Ten zuidwesten van de doorgaande weg ligt, iets verderop, het Haagse Bosch. Ik lijk weer thuis te zijn: ik ontdekte het Marskramerpad nota bene in het Haagse Bos achter ons huis in Den Haag. Het ‘Twentse’ Haagse Bos heeft niets met de stad Den Haag te maken. Het toponiem is een verbastering van ‘Haagerbrook’ – een laaggelegen gebied omzoomd door hagen of houtwallen. 

De Oldenzaalsestraat loopt van Losser naar Oldenzaal. De Lossersestraat begint in Oldenzaal en loopt naar Losser. Ik heb vele varianten gezien. Dit type straatnamen zijn een handig hulpmiddeltje om je richting te bepalen. De straatnamen hebben daarnaast iets religieus rondom Losser. Duivelsdijk. Bethlehemsweg. Duivelshofbosweg.

Aan het eind van de Veldmatenweg is het hulpmiddeltje nog handiger. Het is het snijpunt van de Lutterstraat (de weg van Losser naar De Lutte) en de Lossersestraat (de weg van De Lutte naar Losser). Rechtsaf dus, en direct weer naar links naar het laatste Twentse Mariakapelletje vóór de grens met Duitsland. Ik pauzeer even achter het gietijzeren hekje.

Lieve Vrouwke

Het kapelletje wordt goed onderhouden. Er is een hekje en daarachter twee bankjes. De bloemetjes staan nog in bloei. De Twentse volksdevotie leeft. Zoals vaker bij Mariakapelletjes is een gebedstekst aanwezig:

Lieve Vrouwke, ik kom niet om te bidden,
maar om een poos bij U te zijn.
Ik heb U niets te geven,
niets te vragen deze dag.
Ik bezit alleen de grote vreugde>
dat ik U bekijken mag.

Lieve Vrouwke, ik kom niet om te spreken,
maar om een poos bij U te zijn.
ik heb U niets te zeggen,
niets te vragen deze dag.
Maar bewaar voor mij de grote vreugde,
dat ik u bekijken mag.

Lieve Vrouwke, ik kom niet om te zingen,
maar om een poos bij U te zijn.
Ik heb U niets te zeggen,
niets te vragen dez dag.
Maar ik denk dan aan de grote vreugde,
dat ik U ‘MOEDER’ noemen mag. 

De kapel aan de Snoeyinksweg is gebouwd in opdracht van mevrouw Kirsten-Graftenhuis en op 4 oktober 1998 ingewijd. Kirsten-Graftenhuis was eigenares van het Oald Luttikhoes (het oude Luttikhuis), een boerderij ten noorden van het kapelletje naast het Duivelshof. ‘Luttik’ komt van ‘klein’ of ‘kleinigheid’; denk aan ‘hij is een pietlut’, een kleingeestig mens waarbij het woord ‘pietlut’ mogelijk een bijbelse oorsprong heeft. ‘Lutten’ (De Lutte) komt dan weer uit het Saksisch en betekent zoveel als ‘lage plek’ – en dat klopt omdat bijvoorbeeld De Lutte oostelijk ligt van de Twentse heuvelrug, en enkele meters lager.

Grenskunst

Ik loop de Snoeyinksweg af. Het smalle weggetje loopt langs de Snoeyinksbeek die verderop de Dinkel instroomt. Voordat ik de Dinkel kruis, staat links aan het Graafschapspad ‘De landmeter’ / Dinkelstein XIV. Het is een kunstwerk van Paul Reinerink. Langs de grens en langs de Dinkel staan 25 van deze ‘Dinkelsteinen’ van verschillende kunstenaars die de landsgrens en het riviertje cultureel verbeelden in zandstenen sculpturen. Tesamen is de Dinkelsteinroute een fietsroute van 71,5 kilometer lang.

Het zijn de laatste 400 meter Nederland van mijn langeafstandswandeling. De Nederlands-Duitse grens loopt niet door het midden van het riviertje, maar enkele meters ten oosten ervan. Opvallend is de grensovergang allerminst: twee paaltjes en een omgevallen kleine steen.

Graafschap Bentheim

Met het passeren van de grens kom ik in het oude graafschap Bentheim als onderdeel van de Westfaalse Kreits; één van de tien grote bestuurlijke eenheden in het Heilige Roomse Rijk (ca. 962-1806). 

Het gebied dat later de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden werden, viel met dank aan de Duitse keizer Karel V in 1548 uiteen in twee Kreitsen: de Bourgondische Kreits en de Westfaale Kreits. De splitsing werd vastgelegd in het Verdrag van Augsburg.

Het is te zien als de prille onafhankelijkheid van de Habsburgse Nederlanden: Gelre, Overijssel en Utrecht werden gescheiden van oostelijke graafschappen als die van Bentheim. Het hapje in de kaart – tussen Coevorden en Denekamp – is het Niedergraftschaft. Het gebied rondom Bad Bentheim heet Obergrafschaft.

De streek is vele malen dispuut geweest tussen lokale machthebbers: graven en bisschoppen. Bentheim was dan weer van de bisschop van Utrecht. Delen rondom Losser en andere Twentse marken behoorden op een ander moment de graven van Bentheim toe. Soms was het stuivertje wisselen. Wellicht hierdoor is er de bekende forse hap te zien bij de Nederlands-Duitse grens tussen Twente en Drenthe. 

Holland van Niedersachsen

De graafschap Bentheim wordt het ‘Holland van Niedersachsen’ (niedersächsische Holland) genoemd. De taal en de mensen lijken op elkaar. Er is een gedeelde geschiedenis. Marskramers trokken vanuit Bentheim Twente in, en omgekeerd trokken Twentenaren en Drenten naar Bentheim om te kuren (de ‘Podagristen’). Drente, Twente, Bente… het lijkt erg op elkaar.

De laatste grenswijzigingen zijn van net na de Tweede Wereldoorlog, 1949. Nederland wil compensatie van de geleden oorlogsschade. Het is Frits Bakker Schut die grondgebied van Duitsland bij Nederland vordert nadat duidelijk wordt dat de eis van 25 miljard gulden genoegdoening op de conferentie van Jalta (1945) naar de prullenbak is verwezen. Het Bakker-Schutplan eist het gehele graafschap Bentheim op (gebied nr 12 van de kaart)

Duitse plaatsnamen in het graafschap zouden vernederlandst moeten worden.

Bentheim? Neder-Benthem!
Nordhorn? Noordhoorn!
Neuenhaus? Nijenhuis!

“Net genoeg om er de voeten mee af te vegen”

Er kwam niet veel van het annexatieplan terecht. Ten noordoosten van Losser werd in 1949 een strook van één vierkante kilometer bij Nederland gevoegd, evenals een onbewoond stukje grond tussen Nordhorn en Denekamp. Veel annexatiegebied werd in 1963 weer teruggegeven.

Tussen Losser en Gildehaus ging het plan om slechts drie boerderijen, die van Verbek, Overmann en Aarnink. Erve Aarnink lag exact op de grens. Het landgoed eromheen werd eeuwenlang gebruikt als ‘neutraal’ terrein als de graven, hertogen en/of bisschoppen uit oost en west weer eens een dispuutje wilde bespreken.

In de Tubantia van 23 april 1949 wordt nogal schamper over de annexatie gedaan: ‘Het zijn stroken gronds van zeer geringe betekenis en hun omvang kan misschien het beste gekarakteriseerd worden door de uitspraak van de burgemeester van Denekamp, de heer J.L. Ch. van der Heijdern, die zeide dat zij net genoeg zijn om “er de voeten mee af te vegen”. (…) “De enige betekenis welke deze grenscorrecties hebben, is,  dat op enkele punten het douane-toezicht vergemakkelijkt wordt, terwijl voorts een kleine verbetering is aangebracht met betrekking tot de Dinkel.”

Andere kranten spreken van ‘een deuk die thans is rechtgetrokken‘, waardoor 10 Duitsers van de boerderij Overmann op Nederlands gebied komen te wonen. 

Maar…. “het nieuw verworven gebied is rijk aan natuurschoon“.  De Duitse bewoonster van de Erve Overmann vindt het allemaal niet erg. “Het is echter alles nog wat vreemd en moeilijk”, zegt ze, “maar dat zal wel wennen. We hebben ergere dingen meegemaakt.”  Een vlonder over de Dinkel moet voorkomen dat de boerderij niet geheel geïsoleerd komt te liggen. Anders was dit stukje Nederland alleen via de oude vijand bereikbaar. 

De E11 naar Bentheim

Het Marskramerpad in Duitsland is niet meer te herkennen aan de rood-witte bordjes. Het pad is nu de E11 en te herkennen aan de vlag van Europa of zwarte borden met witte letters. Ik loop over de Bardeler Weg en sla bij een schuilhut linksaf het Forst Bentheim in. 

Als ik bij de Springbieler Weg het bos uitloopt, schiet een jonge hond mij tegemoet. Ondanks mijn aansporingen  terug te gaan naar zijn verblijf, loopt de hond zo’n 1,5 kilometer met mij mee totdat hij het genoeg vindt en omdraait.

Iets verderop stapt een Nederlandse man zijn auto uit en maakt een foto van zijn vrouw die met Nordic walking stokken vrij moeizaam naar hem toe wandelt. Ik zie dat ze een Marskramerpad-boekje in haar handen houdt. Ze stappen in de auto en rijden mij voorbij, in de richting van Bad Bentheim.

Sporen en molens

Na de spoorwegovergang gaat het pad linksaf langs het enkelspoor dat van Bad Bentheim kronkelt naar de militaire opslagplaats Ochtrup. Het afgetakte spoor maakt sinds 1985 onderdeel uit van de Bentheimer Eisenbahn, dat lange tijd de enige privéspoorwegmaatschappij in Duitsland was. De spoorwegmaatschappij beheert vanaf 1885 personen- en goederenvervoer van Gronau naar Bentheim en van Bentheim naar Neuenhaus via Nordhorn. Een verbinding Coevorden – Neuenhaus – Bad Bentheim bestaat niet meer, maar er zijn wel weer plannen de lijn in 2025 te heropenen en door te trekken naar Emmen. Op 26 september 2022 zetten alle betrokken partijen hun handtekening om de ‘internationale ambities’ – eens per uur een doorgaande trein – waar te maken.

Het Marskramerpad komt uit in het dorp Gildehaus met, jawel, de Hengeloer Straße en de Oldenzaaler Straße. Het Marskramerpad loopt langs de Lukasmolen (1720), waarvan de kap niet meer bestaat, en de Oostmolen (1750). Beide molens liggen, hoe toepasselijk, op de Mühlenberg. De Oostmolen is een ‘Erdhöllander’ ofwel torenmolen, opgetrokken uit Bentheimer zandsteen.

Het slot

De laatste vijf kilometers breken aan. Het is met 20 graden Celsius de warmste oktoberdag sinds jaren. Een zomerse zon en lichte sluierbewolking. Dorpelingen flaneren over de Bergstraße en langs de dorpskerk van Gildehaus.

Ik tel af. 5 kilometer, 4 kilometer, 3, 2 en 1… Bad Bentheim is in the pocket. Hoe toepasselijk is het om een wandeling bij een slot af te sluiten. Van een kasteel van zand op het strand naar een zandstenen kasteel  in de heuvels van noord-west Duitsland.

Bij dit eindpunt wacht mijn gezin. We vieren het voltooien van een ware Handelsweg op de burcht van de graven  en vorsten van Bentheim.

Routedetails

Wandeling

Oldenzaal – Bad Bentheim (D)

Afstand

21 km

Kenmerken

Coulissenlandschap, grens, bos, heuvels, molens, kasteel

Plaatsen

Oldenzaal – rivier de Dinkel – Gildehaus (D) – Bad Bentheim (D)

OV start

NS Station Oldenzaal

OV Eind

DB Station Bad Bentheim