Of het nu om rituele slacht gaat, Mariska Orbàn of weigerambtenaren, religie is maar niet achter de voordeur te krijgen. Links of rechtsom moet je als (aankomend) journalist je op een bepaalde manier verhouden tot religie. Voor hen is er nu de nieuwe publicatie ‘Media en religie’ van Monique Ratheiser en Jan van der Stoep.

In tijden van religiestress is het opletten geblazen voor journalisten die over religie schrijven. Een positie die volgens de auteurs nooit neutraal is, of je niet gelovig bent of niet. ‘Media en religie’ is een leerboek  voor eerste- en tweedejaars studenten journalistiek, misschien in eerste instantie voor de hogescholen waar beiden werkzaam zijn. Voor deze studenten is het boek een juweeltje om een gedegen anker te hebben hoe je naar religie kunt kijken en wat dat in je (aanstaande) werk betekent.

‘Media en religie’ beschrijft vele aspecten van het werkveld religiejournalistiek. Als eerste wordt ingegaan op de verhouding religie en cultuur en kenschetsen de auteurs de geschiedenis van religie in vliegende vaart. Ze bespreken alles van de reformatie tot aan Happinez. Centraal staat de rol van religie in de Nederlandse samenleving en hoe journalisten hiermee omgaan. Het hoofdstuk, geschreven door CHE-docent Johan Snel, is een must-read voor iedereen die de betekenis van de verzuiling wil duiden.

Neutraal zijn de schrijvers in ‘Media en religie’ niet. Daarmee bevestigen ze dat je nooit objectief over religie kunt schrijven. Hun protestantse achtergrond kleurt het boek in. Zo wordt de grootste christelijke stroming, de rooms-katholieke kerk, als ‘andere groep’ beschouwd en wordt katholiek mediapriester Antoine Bodar weliswaar als boegbeeld op de cover gezet, maar worden slechts twee alinea’s aan ‘de katholieken’ gewijd. Dat doet volstrekt geen recht aan de invloed die de KRO, RKK, de Volkskrant, De Tijd en andere katholieke media-initiatieven hebben (of hadden) en houden de auteurs (onbewust?) de verzuiling in stand. Daarom moet je  ‘Mediageschiedenis’ van Piet Bakker en ‘Geloven in communicatie’ van Joan Hemels er nog steeds bijpakken om een volledig beeld te krijgen.

Daarnaast wordt er volop geframed. Er is zelfs een apart hoofdstuk aan gewijd, waarin de auteurs trachten bekende frames dat religie onderdrukt, achterhaald is of zelfs achterlijk te reframen. Of dat in een leerboek past, is maar de vraag. Enerzijds kan het de reikwijdte van het boek beperken, maar aan de andere kant kan dit hoofdstuk het gesprek juist openen.

Media en religie is niet het ultieme leerboek waarvan ik hoopte dat het zou worden. De analyses en perspectieven die worden geboden, zijn van hoge kwaliteit maar ook gekleurd. Dominant blijft een protestantse invalshoek: katholieke, joodse, hindoeïstische of islamitische media blijven bijvoorbeeld grotendeels onbehandeld. Hoezeer ik hoop dat ‘Media en religie’ alle journalistieke opleidingen zal bereiken, vrees ik dat dat voor deze eerste druk nog iets te vroeg komt. Dat is niet erg, maar het is wel jammer. Misschien dat de begeleidende blog mediaenreligie.nl daar iets aan kan veranderen.