Etappe 9 eindigde vorige week in de ‘Stad van de Gouden Eeuw’, de slogan die mogelijk door de VVV Hoorn is bedacht om (meer) toeristen te trekken.

In relatief korte tijd groeit Hoorn in de vijftiende eeuw uit tot een belangrijke Zuiderzeehaven met eigenlijk alleen Amsterdam als echte concurrent. De lakenhandel bloeit, net als de graanhandel met de Oostzeehavens (omdat de eigenlijk landbouw ontoereikend is). De stad concurreert succesvol met steden aan de andere kant van de Zuiderzee, zoals Stavoren, Zwolle en Kampen. Specerijen uit alle delen van de wereld zijn niet aan te slepen. Hoorn weet zich bevestigd als belangrijk economisch knooppunt voor West-Friesland.

Intussen neemt in Spanje Filips II de koningszetel van zijn vader over en begint een – meer dan – getroebleerde relatie met de Lage Landen: de Tachtigjarige Oorlog breekt uit in 1568.

Nadat Brielle in 1572 valt van het Staatse Leger, sluit de stad Hoorn zich aan bij de opstandelingen, net als Enkhuizen en de Zaanstreek. De strijd tegen de Spanjaarden verhard. Het Spaanse leger onder leiding van Don Frederik onderneemt een veldtocht vanuit het oosten. Via Utrecht en Naarden wil deze zoon van Alva Holland heroveren. Dat lijkt te slagen. Door de val van Haarlem op 13 juli 1573 is het Noorderkwartier afgesloten van de rest van Holland. De Spanjaarden rukken noordwaarts op. Alkmaar wordt maandenlang belegerd, maar de belegering wordt een keerpunt. Op 8 oktober 1573 wordt de stad ontzet nadat de dijken zijn doorgestoken. Spanje – Oranje 1-2.

Ondertussen probeert Alva zelf via zee overwinningen te boeken. Op 11 oktober 1573 is de Slag op de Zuiderzee. De Spanjaarden verliezen van de veel kleinere vloot van de watergeuzen en de Hoornse bevolking. Alva erkent zijn grote nederlaag en biedt zijn ontslag bij Filips II aan. Nog voor de kerstdagen van 1573 verlaat hij de Lage Landen om in Portugal te gaan vechten. (En we zien hem nooit meer terug).

Tegen deze achtergrond begin ik aan mijn zaterdagwandeling in Hoorn. Ik zie de rijkdom die in de Gouden Eeuw is ontstaan. De stad is bezaaid met fantastische historische pandjes uit de 17e eeuw en pakhuizen met fraaie geveltjes, zoals ‘Onder de Boompjes’. De stad krijgt een eigen kamer van de Verenigde Oostindische Compagnie. Hier wordt de handel met de hele wereld gecoördineerd: de handel met de oost en de handel met het zuiden. Voor de handel met het westen vergadert de West-Indische Compagnie vergadert. En voor het noorden – de commerciële walvisvaart voor zeep en kaarsen, gemaakt van walvistraan – is de ‘Noordse Compagnie’ of ‘Compagnie van Spitsbergen’  opgericht. Maar die blijft in de lange schaduw staan van de VOC en WIC en stopt al na 28 jaar. Hoe ook, overal ter wereld klinkt hoorn-geschal.

De omsteden Jan Pieterszoon Coen

Ik wandel over de Veemarkt en het Nieuwe Noord naar het Roode Steen. Hier staat het standbeeld van Jan Pieterszoon Coen, koopman, directeur en, inmiddels gevallen, zeeheld van de lage landen. Coen is het symbool van alles wat mis is aan koloniaal bewind. Een andere VOC-mentaliteit dan die andere ‘Jan Pieter’ bedoelde. Oud-premier Jan Peter Balkenende hoopte in 2006 bij de Algemene Beschouwing op meer werkgelegenheid:

Laten we blij zijn met elkaar! Laten wij optimistisch zijn! Laten we zeggen: Nederland kan het weer! Die VOC-mentaliteit, over grenzen heen kijken, dynamiek! Toch??

Vooral dat onmachtige Toch??  resoneert. Balkenende heeft geschiedenis gestudeerd en moet altijd weet hebben gehad van rooftochten, slavenhandel en uitbuiting. Maar dat was 17 jaar geleden nog geen issue. Toch?

Naast het beeld is tegenwoordig een tekst geplaatst waarop staat dat Jan Pieterszoon Coen wordt geroemd als een krachtig visionair en sterk bestuurder en daarom de status van nationale held heeft gekregen. Ook wordt vermeld dat zijn handelspolitiek zeer gewelddadig was en volgens critici geen eerbetoon verdient. 

De havens en pakhuizen ademen de welvaart uit die tijd. Het Westfries Museum is helaas dicht wegens verbouweing. Ik verwacht bij de heropening in 2025 een andere blik op de VOC-tijd. Geschiedenisexposities worden beïnvloed door het beeld van de maatschappij van dat moment. De moeilijke taak is aan een museum om recht te doen aan verleden, heden en toekomst.

Botenbuurt

De binnenstad van Hoorn is adembenemend mooi. De havens met de Hoofdtoren en pandjes in straten als West, Grote Oost, Grote Noord, Bierkade, Peperstraat, Botersteeg en Korenmarkt verwijzen naar de economische bedrijvigheid. Weer andere straatnamen verwijzen naar het maritieme karakter van de plaats.

Buiten het centrum, op mijn weg naar Medemblik, loop ik door de wijk Risdam met de botenbuurt. De straatnamen in deze wijk, uit de jaren ’70, zijn maritiem en vernoemd naar scheepstypen: Beurtschip, Galjoen, Hoeker, Boeier, Tjalk, Klipper, Botter, Turfschip. Het stratenplan komt sterk overeen met de gelijknamige buurt in Schiedam-Woudhoek uit dezelfde bouwperiode. Omdat ik enkele jaren in die Schiedamse buitenwijk heb gewoond, wilde ik de evenknie in Hoorn zien. 

Ik loop onder het viaduct van de Westfrisiaweg (N307) door en verlaat Hoorn. Onbewust ben ik door Blokker en Zwaag gelopen, want die twee plaatsen zijn samengesmolten met Hoorn.

Ik loop de polder in en wordt op mijn pad vergezeld door weidevogels. Als eerste zeven overvliegende kleine zwanen. Dan scholeksters, kievieten, een verdwaalde grutto en naar vliegen happende boerenzwaluws. En nog veel meer: kuifeenden, futen, waterhoentjes, meerkoeten, een groenling, een merel, een gele kwikstaart. Ik meen een rietgors te horen, maar hij laat zich niet zien. Of ik zit gewoon ernaast. Zo ook met die snel voorbijvliegende havik, of was het een wespendief? Ik heb het niet goed kunnen zien.

De polderwegen, zoals langs het oude veenriviertje Kromme Leek en de Medemblikkervaart, hebben veel bermoogst: klaprozen, witte en rode klaver, slangenkruid, tuinkaasjeskruid en veldlathyrus. Het aantal grassoorten is enorm, en ik moet mij maar eens verdiepen. Ik ken het verschil tussen raaigras, zegge en biesjes niet. Ik ben nooit verder gekomen dan het kruipertje.

Floris V: verre voorvader van de Gouden Eeuw

Dit is van oudsher een zompig veengebied. Plaatsen als Hoogwoud, Midwoud,  Aartswoud en Nibbixwoud doen een bosrijkgebied vermoeden, maar -woud betekent hier ‘lage begroeiing’. De streek heet West-Friesland omdat het lang aan Friesland vast zat, hooguit gescheiden door de Vlie. De dijkenbouw ten tijde van Floris V – goed voor ontginning en opkomende landbouw – heeft een onbedoeld neveneffect: het veen klinkt vast, de bodem daalt. Gevolg: veel overstromingen bij noodweer. In de 12e eeuw ontstaat vanuit het kleine Almere de Zuiderzee als er grote overstromingen zijn. En die komen nogal eens voor. Met ongebreidelde fantasie kun je Floris V één van de voorvaderen van de Gouden Eeuw noemen: dijken van Floris zorgen voor het inklinken van het veen. De bodem daalt. Er komen overstromingen. Daardooor ontstaat de Zuiderzee. En chopchop. Hoorn, Enkhuizen en Medemblik kunnen via open zee handel drijven in de hele wereld.
(Ik zei het: ongebreidelde fantasie. Toch?)

De stoomtram van BZN

Een enkele keer passeer ik het spoor van de toeristische stoomtram Hoorn-Medemblik. Bij Twisk stop ik bij het stationnetje. Het station doet dienst vanaf 1887 tot in de Tweede Wereldoorlog. Vanaf 1969 is de lijn verandert in een nostalgische museumspoorlijn. Palingsound-groep BZN doet deze nostalgie herleven van Twisk in deze videoclip bij hun hit ‘Poor Old Joe‘. 

Het loopt tegen de 30 graden. Soms is er een fris briesje van het IJsselmeer. Ik wandel Medemblik binnen. Ik ben zeer vroeg van huis gegaan, omdat ik de middagveerdienst Medemblik – Enkhuizen wil halen. Haal ik de boot niet, dan slaagt mijn wandelplan voor vandaag niet.

Medemblik

Medemblik is van de drie Westfriese steden de kleinste en oudste plaats. Hoorn en Enkhuizen (‘enkele huizen’) kregen beide in 1356 stadsrechten van graaf Willem V van Holland (a.k.a. Willem van Beieren). Medemblik was 67 jaar eerder dankzij Floris V, inderdaad ‘de keerlen god’. Daarmee besliste graaf Floris de guerillaoorlogen tussen West-Friesland en Holland in het voordeel van het graafschap Holland. Floris wreekte daarmee zijn vader Willem II die bij Hoogwoud door het ijs zakte, met paard en al, en West-Friese boeren Willem II doodde en pas later besefte dat ze de koning van het Heilige Roomse Rijk hadden omgebracht. Dan kun je een wraakactie verwachten van zoonlief. 

Floris V besluit een dwangburcht in Medemblik te laten bouwen om alle opstandige boeren in de omgeving ‘in bedwang’ te houden. Dat werkte, totdat Floris V het loodje legde. In Medemblik staat de burcht bekend als het ‘Kasteel van Radboud’. De dwangburcht zou zijn gebouwd op de resten van een kasteel van de Friese koning Radboud, mogelijk heerser over heel Frisia (van Zeeland tot Friesland). De waarheidsvinding ervan is niet te achterhalen. 

Nu is Medemblik vooral een toeristische kern, gericht op

  1. de dagjesmensen van de stoomtram
  2. de zeilbotenliefhebbers voor het IJsselmeer en
  3. de dagjesmensen die vanuit Enkhuizen met de MS Friesland de stadskern komen bezoeken.

Het plaatsje bezoeken kost niet al te veel tijd, hoewel je het kunt uitbreiden met een bezoek aan Molen De Herder, kasteel Radboud, het kleine bakkerijmuseum en het Nederlands Stoommachinemuseum.

Ik doe dat niet. Ik wandel langs ‘Het Scheve Huis’ op het Vooreiland, drie panden waarvan de voorgevels licht voorover hellen en kies voor een stuk hoofdstraat.

Ik ben ruim op tijd voor de veerboot naar Enkhuizen. De dagjesmensen van de stroomtram zie ik naar de hoofdstraat van Medemblik lopen. Er zijn enkele groepjes die zich bij de trein ophouden en op de dijk zitten andere dagjesmensen. Ik ga aan boord van de boot, zodat ik in alle rust kan lunchen. Ik maak een praatje met één van de bemanningsleden. “Straks in de machinekamer ga ik weer enorm zweten, man. Mijn haardos, mijn gezicht, alles. Voorheen werkte ik op de bruine vloot. Maar dit is relaxt werk. Half dagje en ik ben alweer klaar.” 

De boot is de MS Friesland. Nu een varend monument maar van 1956 tot 1988 het veer tussen Harlingen en Terschelling. 

De website van de MS Friesland belooft ‘een spannende tijdreis‘ en ‘een ontdekkingsreis’, maar dat is wat al te ronkend. De tocht is traag (ja, hallo, wat wil je), het bovendek zeer warm en binnen overheerst de frituurlucht.

Het mooiste aan de tocht is niet de boot, maar het zicht over het IJsselmeer.  Je kunt de overkant ontwaren aan de kim. Ik zie prachtige boten, en met dank aan Facebook-matties Eb van de Vechte en Theo Hettema kom ik na thuiskomt erachter welke scheepstypen ik zag. Want ik ben noch zeeheld, noch zeiler. De wandeling door de botenbuurt van Hoorn heeft mij ook al niet geholpen met het herkennen van de schepen.

De boten op de foto’s hieronder zijn achtereenvolgens de veerboot MS Friesland, een driemaster schoener, een driemaster bark, een tjalk en twee ‘kottergetuigde’ jachten. Wikipedia-alert: ‘Kottertuig’ houdt in dat er in tegenstelling tot sloeptuig meer dan één voorzeil gevoerd wordt.

Het veer heeft een tussenstop bij het Zuiderzeemuseum. Vrijwel alle dagjesmensen stappen uit. Ik vaar verder mee naar het eindpunt: de haven van Enkhuizen. De kade is vernoemd naar de zeevaarder Dirck China, de bijnaam van Dirck Gerritszoon Pomp.

Deze kapitein voer niet alleen naar China en Japan. Hij mag ook gelden als de ontdekker van de Zuidpool. Hij voer in 1599 op het schip ‘De Blijde Boodschap’ door de Straat van Magellaan langs de Isla Hornos (Kaap Hoorn) en door sterke tegenwind raakte het schip uit koers. Toen heeft Dirck bergachtig land gezien: de Zuid-Shetland Eilanden. Lang werd aan dit relaas getwijfeld, maar Amsterdammers vonden dat onzin. Trots beeldden ze in de marmeren vloer van het huidige Paleis op de Dam twee halfronden van de aarde uit met op één ervan de kustlijn van de Zuidpool.

Na de dood, in 1598, van expeditieleider Mahu kreeg Dirck Gerritsz (Dirck Gerritszoon Pomp, 1544–1608) de leiding over de Blijde Boodschap. In de Straat van Magellaan, waar de vloot eind 1599 aankwam, werden de schepen door stormen en sterke tegenwinden uit elkaar gedreven. De Blijde Boodschap wist door de straat te navigeren, maar werd daarna uit koers geslagen richting het zuiden. Volgens Jacob le Maire, een Nederlandse ontdekkingsreiziger die 20 jaar later Kaap Hoorn zou ontdekken, heeft Dirck Gerritsz toen bergachtig land gezien op 64 graden zuiderbreedte. Als dat klopt, dan moet dat zijn geweest wat tegenwoordig Brabant Eiland of misschien de Zuid Shetland eilanden heet. Dat zou betekenen dat Gerritsz als eerste Europeaan Antarctica heeft gezien, in ieder geval eilanden die tot Antarctica behoren.

(…)

De trotse en rijke burgers van Amsterdam bevestigden de ontdekking van Dirck Gerritsz toen ze rond 1650 het nieuwe stadhuis bouwden, het tegenwoordige Paleis op de Dam. In de witmarmeren vloer van de Burgerzaal zijn in messing twee halfronden van de aarde afgebeeld. In één daarvan is een klein deel van de toen bekende kustlijn van Antarctica afgebeeld. Hoewel de officiële ontdekking van Antarctica in de 19e eeuw (door de Rus Bellinghausen of de Iers/Britse Branfield) of in de 18e eeuw (door de Fransman Bouvet) wordt geplaatst, bewijst dat kringeltje in het marmer van de paleisvloer dat Antarctica in ieder geval
veel eerder is ontdekt, op wiens conto dat
dan ook mag staan.

(bron: De ontdekking van Antartica. Geo.brief, #1 februari 2013, KNGMG/NWO)

Het raadsel van de Drommedaris

Ik loop de binnenstad in naar het bekendste herkenningspunt van Enkhuizen: de Drommedaris, één van de toegangspoorten tot de stad. Het gebouw staat op de oorspronkelijke Westfriese Omringdijk. Over die dijk liep ik al eerder bij Avenhorn.

Wanneer de stadspoort uit 1540 zijn huidige naam kreeg, is onbekend. In het in 1776 uitgegeven bundeltje ‘Het Oud Enkhuizen in zeven zangen‘ van Anna van der Horst, nu Roelfzema wordt de Drommedaris genoemd:

Uit het midden der rondelen
Van uw Drommedaris hoort:
Die uit don’rende kartouwen
Van zyn muren vuur kan fpouwen.
Welk een fchat is aan die poort 

Vier jaar daarvoor wordt in de ’s Hertogenbossche courant van 29 mei 1772 de Drommedaris genoemd als er klokkenspel klinkt bij het 200-jarig bestaan van de stad. In ‘Tegenwoordige staat der Vereenigde Nederlanden‘, editie 1743, is te lezen dat aan de haven der stad, by t Bolwerk Wilgenburg, ftaat nog de oude Keetenpoort, nu Domburg, en by ’t gemeen Drommedaris genaamd, een zeer zwaar een aanzienlyk Gebouw met een fraai Koepeltoorentje, Klokkenfpel en Uurwerk verfierd.

De oudste vermelding op zoek naar de verklaring waarom de stadspoort drommedaris heet, zie ik in het Groot algemeen historisch, genealogisch en oordeelkundig woordenboek uit 1727. Daar lees ik

De Drommedaris, een fterkte, met een poort, aan het einde van de Paktuin-ftraat, gebouw tot dekking der ftadt ten tyde van de Nederlandfche beroertens tegen den koning van Spanje. Het is een groot fterkt rondeel, met een torentje, en kunftig fpeelwerk daar op. 

Veel internetbronnen schrijven dat pas in de 19e eeuw de benaming in zwang raakt. Dat klopt niet en daarom vind ik het opmerkelijk dat de VVV en toeristische websites deze bronnen niet aanhaalt om de naamgeving in de tijd te plaatsen. Dus waarom en wanneer Drommedaris?

Die tweede m is is simpel te verklaren. Dromedaris vroeger gespeld  als drommedaris. Kat in het bakkie. Maar waarom en sinds wanneer de stadspoort naar de kameelsoort is vernoemd? Geen idee. Een bekende suggestie verwijst naar het schip van Jan van Riebeeck waarmee hij Kaap de Goede Hoop ontdekte. Een andere suggestie is dat het gebouw op een dromedaris lijkt. Dat suggereert onder meer D. Brouwer in de publicatie Enkhuizen Aanteekeningen uit het verleden Deel 1 uit 1943:

Maar nadat sinds den aanleg van den vestingwal een nieuwe poort gebouwd was aan den dijk naar Broekerhaven, die al spoedig den naam kreeg van Ketenpoort, ontstond er verwarring, en de spraakmakende gemeente zocht naar een nieuwen naam voor de oude poort. Een tijdlang schijnt de naam Domburg in gebruik te zijn geweest; althans deze komt voor op een teekening uit de eerste helft der 18de eeuw en ook in een enkel officieel stuk uit dien tijd. Maar later heeft men zich laten beïnvloeden door den, aanblik van het half rondeel, dat als de bult van een drommedaris deel uitmaakte van het geheel en kreeg het gebouw daardoor zijn geijkten typischen naam. 

OK dan. De bult van een dromedaris. Ik zie het er niet in. Jij? 

Druk overpeinzend over dit opmerkelijke gebouw, loop ik de slotkilometers door de binnenstad. Ik stop even bij de Zuiderkerk en Westerkerk. Via het befaamde Snouck van Loosenpark – één van de eerste tuindorpen – loop ik naar het eindpunt van vandaag, station Enkhuizen.  

Bron: Noord-Hollands Archief, laatst geraadpleegd: 18 juni 2023.

Beschrijving: Stadspoort de Oude Ketenpoort of Drommedaris, gezien vanuit de stad, voor de de verhoging van de oude poort in 1649. Links is een woning tegen de poort aangebouwd. Stoffering: staande man van achteren gezien, een paar met hond, drie andere personen. 1 topogr. tek.: pen in bruin, grijsbruin en rood gewassen op kasboekpapier; 237 x 410 mm. z.s. 237 x 411 mm

door: s.n. Noord-Hollands Archief / 359 – Collectie van prenten en tekeningen van de Provinciale Atlas Noord-Holland, inv.nr. 10
Prermalink: https://hdl.handle.net/21.12102/D78F687E3B634039A6FCFD08778BB6A9)

 

 

Routedetails

Wandeling Hoorn – Medemblik
Veer Medemblik – Enkhuizen
Stadswandeling Enkhuizen

Afstand

30 km

Kenmerken

poldergebied, maritiem, VOC, historische plaatsen

Plaatsen

Hoorn, Zwaag, Zwaagdijk, Nibbixwoud, Benningbroek/De Buurt, Midwoud, Oostwoud, Twisk, Opperdoes, Medemblik, Enkhuizen

OV start

NS-station Hoorn

OV Eind

NS-station Enkhuizen

Planten

  • Tuinkaasjeskruid
  • Paarse morgenster
  • Gestreepte witbol
  • Slangenkruid
  • Veldlathyrus
  • Blauwe knoop
  • Korenbloem
  • Bonte leeuwenbek

Vogels

  • Waterhoen
  • Grutto
  • Boerenzwaluw
  • Scholekster
  • Havik of wespendief
  • Groenling
  • Merel
  • Kleine zwaan
  • Grasmus
  • Visdief
  • Gele kwikstaart
  • Rietgors (?)