Dominees die actief zijn op Twitter, staan vooral in contact met collega’s. Twitter levert daarmee vooral een breder netwerk op. Dat concludeert Mirte Martinus in haar masterscriptie die zij schreef voor haar studie Godsdienstwetenschappen aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Martinus deed onderzoek naar het twittergedrag van dominees. Hiervoor deed zij desk-research, volgde 80 voorgangers op Twitter en interviewde acht mensen. Niet alleen constateert Martinus dat dominees vooral met elkaar twitteren, ook beschrijft ze dat er drie typen twitterende dominees zijn. Dat is het meest interessante onderdeel. Martinus geeft aan dat “twitterende dominees een heterogenegroep zijn met verschillende visies op het ambt en hoe Twitter hierin een rol kan spelen.”
De vraag is of de typering te gebruiken is, mede omdat ze zelf aangeeft geen goed beeld te kunnen vormen van de grootte en mate van interactie van de ’twominee-community’. “Veel van de predikanten die ik heb gesproken hebben elementen van deze verschillende stereotyperingen. Zo kan een dominee die missionair is ingesteld ook veel bezig zijn in hetpublieke debat of een ideologische twitteraar die veel contact heeft met gemeenteleden. Ik wil hiermee slechts aangeven dat er op verschillende manieren gebruik gemaakt wordt van Twitter door de dominees.” stelt Martinus terecht. Ondanks deze kanttekening geeft de indeling een helder inzicht in de prominente vormen van twitter-behaviour:
  • de ideologische dominee
  • de zichtbare dominee
  • de missionaire dominee
Ik kan mij bovendien zomaar bedenken, op basis van observatie, dat deze indeling ook op andere kerkelijk werkers, zoals priesters en diakenen van toepassing is.
Opvallend is dat uit het onderzoek van Martinus blijkt dat pastoraat en diaconie geen issue zijn voor het online kerkelijk werk, daar waar sociale netwerksites als Twitter zeker geschikt zijn om naast mensen in de put te staan omdat het een ontmoetingsplek is zijn, waarbij pastorale gesprekken elders kunnen worden voortgezet, in een DM, email, skype, facebook of IRL-gesprek.
Twitter lijkt vooral gericht te zijn op het verwerven van sociaal kapitaal en gezellig knus onder elkaar te zijn.
In het onderzoek geeft Martinus een aantal mogelijkheden voor de kerk. Zij noemt webcare, zoals de NS en T-Mobile dat bijvoorbeeld doen, de ontwikkeling van liquid of emerging churches, meedoen aan het publieke debat (verbinden en luisteren, ontvangen en zenden), zichtbaar aanwezig zijn (informatie en inspiratie, zonder interactie) en missionair zijn.
De scriptie is zeer prettig geschreven en inhoudelijk aantrekkelijk. Vermakelijk is de paragraaf over twitterblunders met het voorbeeld van de tweet van @jominee ‘Zo, voor vanmiddag weer genoeg (christen)zionistjes gebashed :-)’.
Je kunt ook kritiek hebben op Martinus, die er soms naast zit of kansen onbenoemd laat. De PKN-site 1.0 noemen is een open deur, maar heeft feitelijk niets met haar onderwerp ’twitterende dominees’ van doen. Het Handboek Kerk en Internet wordt vermeld – met dank – waarbij Martinus ten onrechte schetst dat het handboek vooral op het katholicisme zou richten. Er staan immers in gelijke mate voorbeelden van protestantse initiatieven genoemd.
Vooral is het gemiste kans dat Martinus dat wel het mislukte ‘Egypte-twittergebed’ aanhaalt, maar niet het eerdere en succesvolle ‘Twidden’ onder christenen benoemt, met meer dan 100 deelnemers.
Martinus beschouwt Twitterende dominees vooral als horizontaal, maar vergeet te kijken naar de theologische, verticale, duiding: ‘Waar twee of meer in Mijn naam aanwezig zijn’, is van toepassing op Twitter en zeker als dominees – al dan niet onderling – twitteren.
Dat dominees vooral met elkaar twitteren, is herkenbaar: dat is mijns inziens een reactie op het intern gerichte gedrag van de kerk an sich, en dominees eerder aan bonding dan bridging doen. Dat geldt overigens ook in de katholieke twittosfeer. Daarmee schuilt het gevaar dat het ‘oude wijn in nieuwe zakken’ wordt en het open karakter van Twitter niet ten volle wordt benut. Het is heel waardevol dat Martinus dat nu heeft bloot gelegd.
Martinus sluit haar scriptie af met enkele ideeën voor mogelijk vervolgonderzoek. Ze bepleit een onderzoek naar tegenstanders van nieuwe media (die ongetwijfeld er geen gebruik van maken :-)), wat het commitment is in een gemeente (is er animo voor online contact?) en een breder onderzoek naar de verhouding tussen instituut en individuele predikant. Ik zou daarbij willen aansluiten: gooi het open naar het gehele christelijke veld, katholiek en protestant, dominee en priester/pw’er en betrek niet alleen het horizontale, maar ook de godsvraag bij dit onderzoek.
Werk aan de winkel!
Eric van den Berg
Bronnen: IKON Kerknieuws.nl/Internetspiritualiteit.nl