De Veluwe ligt achter mij. De Gelderse streken sluit ik af met een wandeling door de IJsselvallei, het gebied ten westen van de rivier de IJssel. Het cultuurlandschap verandert van bossen naar graslanden en uiterwaarden met wielen. Waar ik het wild op de Veluwe verwachtte, viel een ontmoeting met twee reeën mij ten deel in de graslanden tussen Klarenbeek en het buurtschap Appen.

Zand en asfalt

Het kan verkeren. De wandeltocht gaat grotendeels over asfalt en, ik geef het toe, ik ben meer een asfaltwandelaar dan een zandwandelaar. De zachte zandpaden van de Veluwe zorgden voor wat blaren en een langzamere tred. Daardoor zag ik veel moois. Het asfalt loopt echter beter door.

De markering van het Marskramerpad is tussen Klarenbeek en Deventer beperkt aangegeven. Ik was daarvoor al gewaarschuwd op Wandelnet. Dat geeft voor sommige wandelaars onrust (‘hoe moet ik mijn weg vinden’). Voor mij geeft het ruimte om een eigen pad te kiezen.

Dijkdoorbraken in de IJsselvallei

Aan het begin van de wandeling loop ik opnieuw door het kabouterbos ‘Klarenbos’ op het landgoed Klarenbeek. Na de spoorovergang volg ik een stuk de Veluwsche Bandijk. Een bandijk is een hoge winterdijk om hoogstaand water tegen te houden om de gebieden achter de dijk te beschermen. De Veluwsche Bandijk is een Middeleeuwse dijk die is aangelegd tussen Voorst en Wilp, maar liefst zes kilometer verwijderd van IJssel. Nu is deze bandijk een onwaarschijnlijke bescherming tegen de rivier, maar in vroeger tijden was dat anders. De rivier of open zee kon van sterke invloed zijn op de bescherming van de valleidorpen. Daarnaast kon ook de Voorsterbeek smeltwater van de westelijk gelegen Veluwse stuwwal niet altijd aan om het water tijdig af te voeren. Of vice versa, het hoge water van de IJssel kon het waterpeil van de Voorsterbeek opstuwen. Dubbel gevaar dus. Mogelijk komt de naam van het buurtschap Appen hieruit voort (‘apa’ zou ‘rivier’ of ‘stroom’ kunnen betekenen’).

De Veluwsche Bandijk is verbonden aan de Appense Dijk rondom het Appense Bos en het landgoed Beekzicht. De oude bandijken bleven lang van nut. Nog in 1880 stond de weg tussen Deventer en de Veluwsche Bandijk zes tot dertien centimeter onder water, aldus de ‘Rivierberigten’ in de Arnhemsche Courant van 27 december 1880:

Gelderse Volksverhalen

De Appense Dijk werd rond 1435 aangelegd. In de omgeving van Appen en Gietelo zijn nog diverse kleine kolken en wielen te zien, zoals het Juffersgat (naar dit oude volksverhaal van het spook van het Juffersgat), de Mulderskolk, de Zwarte Kolk, de Theije Kolk. en verderop  de Dijkwelsche Kolk. Natuurbewijzen dat het water de oude dijken kon doorbreken en diepe poelen tot 10 meter diep kon creëren.

 

 (Overigens is de recreatieplas Bussloo – bosje op hoge zandgrond van Butso, maar Boslo/Boschloo is ook een optie –  met zijn naaktstrand, golfbanen en ander vertier geen kolk of wiel. De plas is ontstaan door zandafgravingen om de A1 tussen Apeldoorn en Deventer aan te kunnen leggen.

In 1969 werd begonnen met de zandwinning voor de, toen nog, E8 geheten rijksweg. In 1977 werd het ‘rekreatiemeer’ geopend. Dat haalt de landelijke pers. Het Parool schrijft op 17 augustus 1977. “De logische vraag zult u stellen: Wat kost een dagbezoek aan dit recreatie-gebied? Antwoord: In principe niets! Alleen voor het parkeren van de auto moet 3 gulden worden betaald en wie van plan mocht zijn er gedurende een week elke dag naar toe te trekken om er te zwemmen, te vissen, te windsurfen, te zeilen, bruin te bakken of er een stevige wandeling te maken, kan een parkeerkaart voor ’n tientje kopen. Bovendien, wie ’s middags na vier uur komt, vindt de slagbomen naar de parkeerterreinen geopend en kan er dus gratis terecht. Ook voor bewoners uit de randstad lijkt het ons beslist de moeite waard om eens richting Bussloo te rijden en er met eigen ogen te zien, wat hier op recreatiegebied al tot stand is gebracht.”

Ik wijk bij Appen af van het Marskramerpad om langs Gietelo te lopen. Gietelo is, anders dan buurtschappen in dit gebied, gebouw op een uitloper van de Veluwse stuwwallen. Vervolgens loop ik over de Nijenbeekseweg tot aan de IJssel. Aan het eind van deze weg zijn de overblijfselen van het oude slot Nijenbeek te zien, een vierkanten toren op een strategische plek halverwege Zutphen en Deventer. De ruïne, aan het einde van de Tweede Wereldoorlog kapot geschoten, staat wat verscholen achter de bomen.

Ook over dit slot – ‘de grimmige IJsselburcht’ – bestaat een Gelders volksverhaal. Na de dood van hertog Reinoud II betwisten zijn beide zonen, Reinoud III en Eduard, de opvolging. Eduard sloot zijn broer op in een kleine cel op het slot Nijenbeek. Reinoud III kreeg zo goed te eten, dat zijn doorvoede lichaam niet meer door de deuren kon. En zo werd al rap gesproken over ‘de dikke hertog’ of ‘vette Reinoud’. 

In het derde jaargang, nummer 4 van Mei, geïllustreerd maandblad voor jong katholiek Nederland (editie 1919-08) wordt, gelijk een ANWB-gids, Nijenbeek aangeprijsd door  C.G. Knol om te bezoeken onder het kopje ‘Vacantieplannen 1919’.

’n Weinig bezocht, maar daarom toch niet minder fraai gedeelte is de streek geleden in den driekheok Apeldoorn – Deventer – Dieren. Jac. P. Thijssen heeft in zijn Verkade-album “de IJssel” van dit landje wonderen verhaalt, waarvan ‘k zelfs niet gedroomd zoud hebben. En hij kan ’t weten. ‘k Behoef er dus nader niets van te vertellen. Maar gaat er op uit, naar Twello of Duistervoorde, naar het dorado van de Poll en vooral naar den Ouden IJsselburcht “Nijenbeek”. Deze grimmige toren, waar eens de vette Reinoud II gevangen zat, is een groote bezienswaardigheid onder de Geldersche kasteelen en van welks dak-omgang men ’n heerlijk uitzicht heeft op heel het IJsselland tusschen Zutphonia turila en den stoeren Sint Lebuïnus, vol zwierige velden en donkere bosschen, met al in het ronde dorpen en gehuchten.

Kribbakens

Noordwaarts gaat het verder, langs de slingerende IJssel, stroomafwaarts. Rechts de IJssel met haar groene en rode vaarwegmarkeerpalen. Het zijn kribbakens (~kribbaak, kribbaken, kopbaken, kopbaak: baken op het uiteinde van een krib. Vroeger ook bleesbaken genoemd. (bron: debinnenvaart.nl)

De groene borden, driehoek met de punt naar boven, staan aan de linkerzijde stroomafwaarts. De rode borden, driehoek met de punt naar beneden, aan de rechterzijde stroomafwaarts, voor mij aan de overzijde van de rivier. De bakens staan kurkdroog op de smalle kribben. Op één van de groene bakens zit een smelleken, zeg maar het blauwgrijze broertje van de torenvalk.

Waaier aan wandelpaden

Ik verlaat de IJsseldijk (en daarmee Streekpad 11, Hanzestedenpad) sla linksaf de Marsstraat op, richting het dorpje Wilp. Aan mijn rechterhand ligt de polder De Wilpsche Klei. Wat opvalt zijn dat de kavels in de IJsselvallei vooral zijn gescheiden door lage meidoornhagen.

Zonderling dat lange-afstandswandelingen geregeld afwijken van nabijgelegen streekpaden. Alsof het 1 kilometer verderop nóg mooier, nóg unieker is? Eigen belangen? Eigen inzichten? Geen onderlinge afstemming? En daardoor rood-witte markeringen, geel-rode markeringen en tientallen benamingen van het Nederlandse Wandelnetwerk: streekpaden, klompenpaden, langeafstandswandelingen, NS-wandelingen.

Het is een nieuwe wereld voor mij. Na 1 maandje als ongetrainde lange-afstandswandelaar door het leven te gaan. Ik merk dat ik het wandelboekje van het Marskramerpad steeds minder raadpleeg tijdens een wandeling. Ik volg mijn neus en kijk af en toe op de GPX-route die vooraf naar Google Maps uploadt. En soms wijk ik er vanaf.

Dorpskerk Wilp

Iets over de helft van de Marsstraat vind ik het Marskramerpad weer terug, ha, op mijn pad. Ik loop over een nieuw oud bandijkje met kleine wielen. Dorpelingen laten hun hond uit. In de verte ligt de Dorpskerk van Wilp. Het hervormde kerkje is nu een cultuurpodium waar ook de protestantse gemeente gebruik van maakt voor de eredienst. De voorzijde bestaat uit de kerktoren en het schip en nadien is er een stuk als een dikke onderbuik aangebouwd.

“De dorpskerk heeft uitstekende en moderne faciliteiten. Er is een goede geluidsinstallatie, een buffet, een werkruimte voor catering, royaal sanitair, een garderobe faciliteit, een kleedruimte en wifi. En er is bij de kerk ruime gratis parkeermogelijkheid”, aldus de website dorpskerkwilp.nl

De geschiedenis van het rijksmonument gaat terug op een houten kapel uit de 8e eeuw. De Engelse missionair Lebuïnus stichtte het kapelletje om de omgeving tot het christelijk geloof te bekeren. Aan het begin van, vermoedelijk, de 12e eeuw, is de romaanse kerk gebouwd met tufsteen – resten van oud vulkaanas, meestal aangevoerd vanuit Duitsland via de grote rivieren. 

Na Wilp gaat de tocht verder. Hanzestad Deventer is nu niet ver meer, maar de A1 ontneemt het zicht op de hoge kerktorens van de Lebuïnus en de Bergkerk. Bij het kruispunt met de Bolwerksweg staat een oude boer op zijn riek te leunen. Hij vraagt mij of ik, zuidwaarts, de Oyseweg op gaat. Ik antwoord dat ik naar Deventer ga. “Tiswat” zegt de man. Ik vraag hem of het pontje van Deventer wel vaart ondanks de lage waterstand. “Jazeker,” bromt hij, “maar die van Gorssel niet”. Tiswat, antwoord ik de boer en groet hem vriendelijk.

De Bolwerksweg is doorgaans een drukke weg voor fietsers, wielrenners, hardlopers en wandelaars die langs de IJssel lopen. Nu, de ochtend is nog niet voorbij, is het erg rustig. Langs de weg is vrijwel overal een strook wilde bloemen geplant als een soort vlinderhighway. Vogelwikke, zonnebloemen, zilverschoon De weg omsluit, samen met de westelijk gelegen Wilpsedijk de Bolwerksweiden. Hier grazen grauwe ganzen, vliegen aalscholvers in formatie over. 

Eenmaal onder het viaduct van de A1 door, met zijn streetart graffittiteksten, is Deventer in volle glorie te zien. Ik besef niet dat de Bolwerksweiden tot de gemeente Deventer horen en ik daarmee de provincie Overijssel inloop. Altijd gedacht dat het midden van de IJssel de natuurlijke grens tussen Gelderland en Overijssel (óver de IJssel) ligt. Nee dus. De Historische Vereniging Wijhe heeft een interessant verhaal over de westgrens van Overijssel. Quote van archiefinspecteur van Overijssel Caspar van Heel (1991):

Als je een willekeurige landgenoot vraagt hoe de grens tussen Gelderland en Overijssel loopt dan zal hij zeggen: door de IJssel. Maar dit antwoord is nog niet voor de helft goed, want alle Overijsselse gemeenten langs de IJssel – op twee na – liggen aan beide zijden van de rivieren en één daarvan, Zwolle, lag vroeger ook ter weerszijden van de IJssel. Van De Worp bij Deventer tot de Vossewaard bij Kampen ligt meer dan de helft van de linker IJsseloever op Overijssels grondgebied.

En inderdaad. Kampen ligt grotendeels aan de westzijde van de IJssel, en de gemeente Olst-Wijhe en Deventer hebben een stuk land van Gelderland afgesnoept. Dat zijn geen Gelderse streken meer.

Overijssel. Te beginnen bij één van de oudste steden van het land. Deventer, stad van Geert Groote, de Moderne Devotie, Deventerkoek, de zomerse boekenmarkt, het Dickens Festijn, de Deventer Moordzaak. Die stadskern bereiken met het pontje Deventer is een genot. De zon schijnt, het ‘Pontje Deventer’ vaart – enkele reis 1,10 euro – en de Lebuïnus verwelkomt de veergangers met zomers gebeier.

Overijssel. De laatste provincie van het Marskramerpad oostwaarts. Nog zo’n zeven etappes en dat is de langeafstandswandeling voltooid. Maar nu genieten van deze stad op de eerste herfstdag van het jaar. Een mooie ochtendwandeling, het hoofd leeg zodat ik in de middag én avond mij weer volop in het werk kan storten.

Routedetails

Wandeling  Klarenbeek – Deventer
Afstand  18,5 km
Kenmerken glooiend landschap, bos, weilanden, rivierlandschap, bandijken en wielen
Plaatsen Klarenbeek, Appen/Gietelo (gem. Voorst), Wilp, Steenenkamer, Deventer-centrum
OV Start  Arriva Station Klarenbeek
OV Eind  NS station Deventer